In deze bijdrage staat één van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten centraal, te weten de betalingsfaciliteit bij vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen (art. 25, lid 9, IW 1990). Wat zijn de voorwaarden om voor de betalingsfaciliteit in aanmerking te komen? En wat gebeurt er met het uitstel als tijdens de uitstelperiode aandelen worden vervreemd of dividend wordt uitgekeerd? In deze bijdrage beantwoordt de auteur deze (en andere) vragen.