In dit artikel gaan de auteurs in op de vraag wanneer de exploitatie van vastgoed kan worden aangemerkt als een onderneming. Uit een analyse van de jurisprudentie blijkt dat het verrichten van arbeid een essentiële voorwaarde is. Daarbij is vooral de aard van de werkzaamheden van belang. Omdat uitspraken van rechters meestal gebaseerd zijn op een complex van feiten en omstandigheden is nog niet duidelijk welke soort werkzaamheden en in welke omvang leiden tot de aanwezigheid van een onderneming. Bij de overgang van een vastgoedonderneming kan de belastingplichtige worden geconfronteerd met liquiditeitsproblemen. Een rentedragende betalingsregeling zou daarvoor in elk geval een goede oplossing zijn.