Bij geleidelijke bedrijfsoverdrachten tussen natuurlijke personen waarbij gebruik wordt gemaakt van personenvennootschappen, kunnen verschillende fasen worden onderscheiden. Is bij dergelijke gefaseerde bedrijfsoverdrachten één of meer in Nederland gelegen onroerende zaken, beperkte rechten daarop of de economische eigendom daarvan in het spel, dan kan heffing van overdrachtsbelasting aan de orde zijn. Niet bij de personenvennootschap als zodanig maar bij de achterliggende vennoten daarvan, althans voor zover zij dergelijke zaken, rechten of economisch eigendom verkrijgen. In sommige gevallen kunnen zij dan een beroep doen op een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting. In relatie tot personenvennootschappen valt daarbij vooral te denken aan de vrijstellingen opgenomen in art. 15, lid 1, onderdeel b en onderdeel e, onder 1˚, Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 (hierna: WBR). Inhoudelijk sterk verschillende vrijstellingen, die de manoeuvreerruimte van partijen in de nabije toekomst (behoorlijk) aan banden kunnen leggen.
[noot]: In dit artikel wordt enkel aandacht besteed aan rechtstreeks gefaseerde bedrijfsoverdrachten tussen natuurlijke personen, en niet aan gefaseerde bedrijfsoverdrachten die verlopen via bijvoorbeeld hun besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.