Van een aanmerkelijk belang (box 2) is kort gezegd sprake indien de aandeelhouder ten minste voor 5% deelneemt in het geplaatste kapitaal van de vennootschap. Of sprake is van een aanmerkelijk belang moet per soort worden beoordeeld (art. 4.7 Wet IB 2001). In de rechtspraak is aan het begrip ‘soort’ verder invulling gegeven. Voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de IB (art. 4.17a t/m 4.17c Wet IB 2001) en SW (art. 35a t/m 35f SW 1956)1, is niet alleen van belang dat de erflater of schenker een aanmerkelijk belang heeft2, maar ook of de aandelen zijn aan te merken als gewone dan wel preferente aandelen. Laatstgenoemde aandelen kwalificeren namelijk uitsluitend voor de BOR als sprake is van zogenoemde ‘bedrijfsopvolgingsprefs’. In deze bijdrage gaan wij in op de voorwaarden waaronder aandelen kwalificeren voor de BOR.