In geval van echtscheiding dient in beginsel pensioenafstorting plaats te vinden van de aan de gewezen echtgenoot toekomende pensioenaanspraken en -uitkeringsrechten. Op de directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga) rust de verplichting om deze afstorting door de pensioenuitvoerende vennootschap te bewerkstelligen dan wel aannemelijk te maken dat afstorting niet mogelijk is. Onlangs heeft de Hoge Raad beslist hoe moet worden gehandeld indien sprake is van onderdekking van de pensioenverplichtingen. Het arrest roept met name de vraag op wat er gebeurt ná afstorting.