In de praktijk ontstaan veelvuldig vergoedingsvorderingen bij de eigen woning. Denk aan de situatie van huwelijksvoorwaarden met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen en een gezamenlijke eigen woning, waarbij de gezamenlijke schuld is afgelost met eigen middelen van één van de echtgenoten. Bij de aflossing zijn de echtgenoten zich niet bewust van de beleggingsleer die sinds 1 januari 2012 geldt. Ook in de winstsfeer en bij het aanmerkelijk belang kan dit spelen. Op grond van art. 1:87, lid 4, BW kunnen echtgenoten hiervan bij schriftelijke of mondelinge overeenkomst afwijken. Dat hoeft dus niet bij notariële akte, maar dat is in het kader van bewijs wel aan te bevelen. Hierbij kunnen zij een nominale vergoeding afspreken of een lening met een (zakelijke) rente overeenkomen. Dit hoeft dus niet in de huwelijksvoorwaarden te worden opgenomen. Hoewel de vergoedingsvordering fiscaal geen relevant belang heeft (art. 5e AWR), zijn er fiscaal enkele onduidelijkheden en werkt de regeling onbillijk uit bij bijvoorbeeld de bijleenregeling.