In deze bijdrage gaat de auteur in op het fenomeen dwaling binnen de context van de Successiewet 1956. De mogelijkheden en taken van de inspecteur en adviseur bij een beroep op dwaling komen onder meer aan bod. Ook wordt ingegaan op de invloed van twijfel op dwaling in fiscale zaken en de rol die een belastingadvies speelt bij een beroep op dwaling. Tot slot worden de gevolgen van een succesvol beroep op dwaling voor de Successiewet 1956 behandeld.