
In deze bijdrage gaan de auteurs in op de gevolgen van een private-equityovername voor de vennootschapsbelasting. Aan bod komen de verschillen voor de vennootschapsbelasting tussen een financiering van de overname met eigen respectievelijk vreemd vermogen. Daarbij gaan de auteurs ook in op de vraag wanneer voor de vennootschapsbelasting een overnamefinanciering, verstrekt ten (civielrechtelijke) titel van lening, kwalificeert als een lening respectievelijk als kapitaal. In het verlengde daarvan bespreken de auteurs ook het fenomeen van de onzakelijke lening. Verder komen aan bod de renteaftrekbeperkingen in de Wet VPB 1969, de rol van het arm’s length-beginsel en het leerstuk van fraus legis bij de bestrijding van renteaftrek alsmede de fiscale behandeling van aan- en verkoopkosten van een deelneming.